In het grensgebied van Zeeuws-Vlaanderen komen in 1952 twee gabbers uit het verzet tegenover elkaar te staan. Fons de Ruiter, alias de Zwarte Ruiter, heeft zich de reputatie verworven van de gewiekste en brutaalste botersmokkelaar van de streek. Rinus IJzerman is douanechef geworden en zal tot zijn leedwezen genoodzaakt zijn alles in het werk te stellen om zijn oude vriend te grazen te nemen, maar hij wordt pas fanatiek als de meestersmokkelaar een ongewenste verhouding begint met IJzermans dochter Liza.